Een boek voor iedereen

Hoe was dit mogelijk, dat die mensen een totaal ander boek hadden zitten lezen dan zij?

Een boek voor iedereen

Lars was twaalf toen hij van zijn lerares – schijnbaar zonder aanleiding – drie dikke boeken kreeg. Het waren niet bepaald kinderboeken, integendeel, het was een diepzinnige trilogie die niet gemakkelijk te lezen was; een hoop volwassenen zouden zo’n boek misschien al snel in een hoek werpen. Lars zelf was niet verbaasd vanwege dit geschenk, alleen blij. Hij las naast jeugdboeken al lang allerlei volwassen literatuur met opmerkelijke onderwerpen. De bibliotheekmedewerkster deed daar altijd moeilijk over en probeerde hem richting jeugdboeken te krijgen.

 

Thuisgekomen begon Lars meteen in boek 1 en stopte niet meer tot hij het uit had. Diep onder de indruk, raadde hij zijn moeder aan om het ook te lezen. Dat bleef hij doen, ook na boek 2 en boek 3, zeggende dat het echt een heel belangrijk boek was en dat ze het moest lezen. Maar zijn moeder voelde er niets voor. Ze bekeek het wel: De kronieken van Thomas Covenant, de Ongelovige [1]. De schrijver was Stephen Donaldson. Dat eerste deel, waar Lars zo door gefascineerd was, heette De vloek van Heer Veil. De titel trok haar niet, de voorplaat niet (te duister) en de korte beschrijving op de achterkant ook niet, al wekte die wel een heel klein spiertje van interesse – niet genoeg om erin te beginnen.

Twee en een half jaar later lag boek 1 opeens in het zicht. Ze pakte het op en begon te lezen. Zo gulzig als Lars het ooit had gelezen, zo was zij nu ook. Het was een fantasyverhaal, maar totaal anders dan alle andere. Het ging over een man die lepra had en bovendien niet bepaald geslaagd was in het leven, qua werk, huwelijksleven en zijn gevoel voor eigenwaarde. Geheel buiten zijn wil, ontwaakt hij opeens in een totaal vreemde wereld en moet daar zien om te gaan met de verwachtingen die de bewoners van hem hebben. Zij kijken naar hem als de langverwachte, een soort messias. Ze had inmiddels door dat het boek bij het uitkomen in 1977 zeer enthousiast was ontvangen en zelfs bekroond. Haar, en haar omgeving was het boek echter geheel onbekend.

Dat ongewone in het boek, dat niets had van de gebruikelijke queeste, al kon die nog zo mooi en diepzinnig beschreven zijn, trok haar enorm. Maar, dacht ze, dat zegt eigenlijk helemaal niets over de buitengewone kwaliteit van dit boek. Het was heel mooi, poëtisch geschreven, en spannend, verrassend, maar dat zijn wel meer boeken. Het was de innerlijkheid van dit boek, een andere omschrijving zou ze niet weten, die haar meesleepte. Het was de indruk dat er diep in haar iets ging leven en dat er verschuivingen plaatsvonden, alleen door het lezen van dit boek. Ze begreep zeker niet alles, maar daaronder bewoog een soort stroom van geruststelling, dat dat ook helemaal niet nodig was. Het was net een brief aan haar hart, waar haar hoofd geen behoefte aan had. Haar vertrouwen in het leven kwam als een golf omhoog, terwijl de hoofdpersoon van het boek zich door uiterst moeilijke situaties heen sleepte. Hij was niet bepaald een goed mens en ook niet machtig of zo, hij was geen stuntelaar maar een onvolmaakte heilige, al klinkt dat onmogelijk. Alle ellende die hem overkwam, waar hij maar al te vaak niet erg handig op reageerde, kwam hem ten goede. Wezens die hem aanvielen, afschuwelijke fouten die hij beging, schuld en schaamte… werkelijk alles werkte mee aan zijn groei, al merkte hij dat zelf niet. Heel diep in de man leefde zijn goede wil en alles reageerde daarop, met geweld of met liefde en trouw, vooral trouw.

Hij bevond zich in een totaal onbekende wereld met onbekende wetten, en kon daar niets tegen doen. Als je een hobbit bent in hobbitland, dan weet je ongeveer hoe het werkt. Maar als je in een nieuwe wereld valt, dan weet je helemaal niets en daar moet je dan mee weten om te gaan. Wat is goed en kwaad daar? Wat leeft daar allemaal? Is het echt of niet? Vooral dat laatste, dacht ze, dat kun je je wel afvragen, maar net als in een droom heb je er gewoon maar mee te werken, want op dat moment is dat echt. Je moet door, net als in het ‘echte’ leven, je kunt er niet uit, ook al denken mensen van wel. Alles wat je ontloopt, ligt om de hoek op je te wachten. Trouwens, van dat ‘echte’ leven kon je je net zo goed afvragen of het wel echt was.

Toen ze ongeveer midden in boek 3 was en alles wat ze las, nog steeds klopte met iets binnenin haar, vond ze dat het boek maar op één manier kon eindigen; anders was het eigenlijk niets waard. En zo eindigde het verhaal, precies op die manier die zo totaal verschilde van het eind van andere boeken. De man overwon niet, maar er gebeurde iets anders… dat ging ze natuurlijk niemand vertellen. Anderen moesten het zelf maar ondergaan als ze wilden.

Vanwege de diepe indruk die de boeken maakten, raadde zij ze anderen aan. Mensen van wie ze dacht dat ze het boeiend of interessant zouden vinden. Zo was er iemand in haar omgeving die op haar een uiterst evenwichtige, wijze indruk maakte. Hij toonde veel interesse maar na een poosje meldde hij:

Als ik in dat boek heb zitten lezen, kan iemand die langskomt zo maar een knal krijgen.

Ze schrok enorm van deze reactie en begreep er niets van. Ze vroeg niet verder en leende het boek uit aan een buurvrouw met een grote interesse in fantasy en ook een zekere levenswijsheid. De vrouw riep na een poosje:

Die man doet altijd alles fout! Onuitstaanbaar!

Nu was het tijd om er met Lars over te praten. Hoe was dit mogelijk, dat die mensen een totaal ander boek hadden zitten lezen dan zij? Hoe dacht Lars erover? Ze had een groot vertrouwen in zijn uitspraken want hij was als kind zeer wijs. Maar Lars verraste haar met een weer heel andere kijk op het boek. Hij zei, met zijn typerende volwassen taalgebruik:

Ik vond het een heel bijzondere serie waarin het conflict van de antiheld van binnen nog heftiger woedde dan van buiten. Het was zowel boeiend als frustrerend. De uitgestoken hand die hij steeds ontvangt van allerlei kanten maar die hij meestal wegslaat, de heftige foute keuzes die hij consequent bleef maken en zijn innerlijke strijd woog tijdens het lezen af en toe wel zwaar op mijn schouders.

Dat zware, dat had ze helemaal niet verwacht! Hij had er zo op aangedrongen dat zij het las…

Waren er dan helemaal geen mensen die op dezelfde manier door het boek geraakt werden? Was er dan niemand met wie ze daarover kon praten? Buiten Lars was er in ieder geval niemand die het een heel belangrijk werk vond, die trilogie. Wel vonden ze het ‘mooi’ of ‘goed’ of ‘spannend’, maar belangrijk niet. Dat was onbegrijpelijk voor haar en teleurstellend. Het deed haar zich afvragen, net als de hoofpersoon in die vreemde wereld, of dat wat ze zo geweldig vond er wel echt in zat.

Het bleef aan haar knagen tot ze een keer dacht dat als ze die onderstroom van vertrouwen niet zo sterk had gevoeld, ze het boek misschien wel eng had gevonden, of ook te zwaar, met al die beproevingen, drie dikke delen lang. Het zou ook kunnen dat die onderstroom er wel echt in zat en dat andere mensen zich daar misschien niet bewust van waren, zoals de ene mens ook hogere geluiden hoort dan een ander. Dat was geen bewijs dat die onderstroom in het boek aanwezig was, dat besefte ze ook. Maar haar geloof erin was er wel en dat stroomde mee in haar hele leven.

Ze vergeleek het voor zichzelf met een boom. Als je aan de ene kant stond, zag je misschien een lage tak en een knoest op kniehoogte. Een eekhoorn die langs de stam naar boven rende. Iemand aan de andere kant van de boom zag misschien korstmossen, of elfenbankjes en twee knoesten, vlak boven elkaar, heel hoog. Iemand anders vond het misschien een sierlijke boom, met tere blaadjes. Toch was het dezelfde boom.

Wie de boom zou lezen, met dezelfde innerlijke gerichtheid als zij de boeken had gelezen, zou misschien de oneindige diepte vinden die de schepper erin heeft gelegd. De boom is daar voor iedereen, ook voor degene die er achteloos aan voorbijgaat. En met een diepe zucht concludeerde ze: het beste van zo’n boek is dat het er is, voor iedereen, ook voor wie het niet wil lezen.

En toen was het Lars die haar erop attendeerde dat wat zij uit het boek haalde, anderen misschien al lang hadden gezien in die boom, of gehoord in muziek, of gewoon altijd al geweten.

Uit De vloek van heer Veil, boek 1 van de Kronieken van Thomas Covenant, de Ongelovige:

Er kwam een uitdrukking van ergernis op Covenants gezicht; het ergerde hem dat hij niet aan het karwei had meegeholpen. Hij bekeek zijn gewaad: het brokaat was stijf en zwart van het opgedroogde bloed. De geschikte uitrusting voor een leproos, voor een verstotene, dacht hij.

Hij wist dat het zo langzamerhand de hoogste tijd geworden was om tot een besluit te komen. Hij moest vaststellen waar hij stond in zijn onmogelijke dilemma. Gehuld in die akelige begrafenissfeer en zwaar leunend op zijn staf, had hij het gevoel dat hij aan het eind van zijn uitwijkmogelijkheden gekomen was. Hij had de oefening van zijn overlevingstechnieken uit het oog verloren, dacht er niet meer aan zijn ring te verbergen, hij was zijn stevige laarzen kwijt en hij had bloed vergoten. Hij was het die Zwevende Houtstelten de ondergang bezorgd had. Hij was zo volledig door zijn vlucht uit de waanzin in beslag genomen geweest, dat hij niet met de waanzin rekening gehouden had waar zij vlucht hem gebracht had.

Hij moest doorgaan: zoveel had hij wel geleerd. Maar doorgaan stelde hem voor hetzelfde ondoordringbare probleem. Deelnemen en gek worden, of weigeren om deel te nemen – en dan ook gek worden. Hij moest tot een besluit komen, een vaste grondslag vinden en daar niet van afwijken. Hij kon het Land aanvaarden noch loochenen. Er moest een oplossing komen voor zijn probleem. Zonder een oplossing zou hij net al Llaura in de val lopen en gedwongen zijn Veil naar de pijpen te dansen en zo zichzelf verliezen, terwijl hij juist probeerde te vermijden zichzelf te verliezen.

Mhoram keek op van het roeren in de pot en zag de uitdrukking van ergernis en zorgelijkheid op Covenants gezicht. Vriendelijk vroeg de Heer: ‘Wat scheelt eraan, goede vriend?’

 


Bronnen:

[1] Stephen Donaldson, De kronieken van Thomas Covenant, de Ongelovige, Luitingh-Sijthoff  1977

Na de eerste trilogie over Thomas Covenant schreef Donaldson nog een tweede reeks, een sterk vervolg, ook weer in drie delen. In 2004 begon hij aan een vervolg daar weer op, waarvan tot nu toe twee van de geplande vier delen zijn verschenen. In 1981 verscheen ook nog een boek dat een nog niet eerder gepubliceerde episode bevat die past in de eerste Kronieken: Guldenvuur. Donaldson schreef nog meer boeken, waaronder het tweedelige Mordant’s Nood, ook fantasy, en daarnaast enkele detectives.

 

Print Friendly, PDF & Email

Deel dit artikel

Artikel informatie

Datum: februari 28, 2021
Auteur: Amun (Netherlands)

Featured image: