Islam en christendom – waar zij elkaar ontmoeten

Universaliteit is zowel in het christendom als in de islam te vinden. In haar ontmoeten de twee elkaar – vol kracht en begrip

Islam en christendom – waar zij elkaar ontmoeten

Christendom en islam hebben een afwisselende gemeenschappelijke geschiedenis. Dichtbij en veraf, concurrentie en wederzijdse erkenning, oorlog en vrede: op al deze manieren heeft men elkaar beschouwd, heeft men elkaar ontmoet. Al heel lang heeft de islam in Europa voet aan de grond gekregen. Is zij hier ook thuis? Denk bijvoorbeeld aan de convivencia onder de heerschappij van de islamitische moren in Spanje – een korte periode van bloei en wederzijdse vredige uitwisseling tussen joden, christenen en moslims. Ook al eindigde deze periode met de reconquista in het jaar 1492, toen de christenen Spanje volledig heroverden: de islam heeft zijn sporen in Europa achtergelaten en de vruchten van de intensieve uitwisseling tussen soefi’s, kabbalisten en christelijke mystici gedurende deze bloeitijd kunnen ons nog altijd inspireren.

Heden ten dage staat het zogenaamde christelijke Europa onder grote spanning. Een oorzaak ligt in de conflicten die in een verhardend kamp van verdeeldheid aangewakkerd worden en die, zoals zo vaak, gekoppeld worden aan de “vreemdelingen”. Zo worden “wij” geconfronteerd met de noodzaak van een vredig samenleven en wederzijds begrip, vooral met betrekking tot de mensen met het moslimgeloof die in Europa leven of dagelijks nieuw binnenkomen. Onkunde en vreemdheid ten aanzien van de levens- en geloofswerelden van alle anderen zijn groot, en bovendien weten de christenen ook steeds minder van hun eigen religieuze wortels. Daarom is het nuttig om de diepte zowel van de eigen religie als van de religie van al die anderen te doorgronden.

Christendom en islam behoren, samen met het jodendom tot de monotheïstische religies, dus tot de religies die aan één enkele god geloven. Daarin bestaat hun verwantschap. Maar daarin ligt ook hun grote probleem: de concurrentie, welke de ware religie van de ene ware God is.

 

Verschillende vruchten aan één boom

Aan de oppervlakte van de religies verschijnt God als een wetgever, die de mensen die in hem geloven de eeuwige zaligheid belooft, als ze maar de door hem gegeven regels opvolgen. Regels en geloofswetten – als ‘oog-in-de-naald’ om bij de waarheid te komen – scheiden de mensen van verschillende geloven van elkaar. Maar achter de zogenaamde christelijke en islamitische cultuur staan niet alleen de samenlevingen Bedenk hierbij dat noch de christelijke noch de islamitische gemeenschap homogeen is. Zoals in Europa ieder door het christendom getekend land een andere manier van leven kent, zo is het ook in de islamitische landen – heel anders dan de populisten ons willen doen geloven, die hun eigen eendimensionale beeld hiervan verspreiden. die verschillende religieuze wetten in het leven hebben geroepen, maar die samenlevingen houden er ook verschillende levenswijzen op na, die meer of minder paternalistisch zijn, waarin de familie een meer of minder grote waarde heeft en zo zijn er nog veel meer verschillen. Christenen en moslims kijken vaak vooral door de bril van het religieuze halfweten naar elkaar. Wie op dit niveau blijft staan, heeft er grote moeite mee om door te dringen tot de gemeenschappelijke basis. Om anderen in openheid te kunnen benaderen, is onvooringenomenheid – of diepere kennis nodig. Wie deze kennis verwerft, vindt liefde tot God en liefde tot de mensen in de kern van beide religies; ze zijn niet werkelijk verborgen, maar alleen nogal buiten beeld geraakt. Zo worden christenen en moslims opgeroepen, deze liefde ook in hun eigen hart te ontdekken.

Als we ervan uitgaan dat alle religies uit één goddelijke sfeer stammen en men die met een boom vergelijkt die van de hemel tot in de aarde groeit, dan zien we hier eerst de verschillende vruchten. Deze ene boom lijkt zulke verschillende vruchten te dragen, dat men aan de gemeenschappelijke oorsprong kan twijfelen. De vruchten kunnen – naast hun verschillende uiterlijke vorm – getuigen van liefde of afgrenzing, van vredigheid of geweld, van een weg naar God tot een kleingeestig vasthouden aan uiterlijkheden. Iedere religie kan begrepen en geleefd worden als een religie van wetten of als een innerlijke weg. Men kan ontdekken dat verschillend gevormde vruchten een vergelijkbare goede smaak hebben. Ons instrument om dit te herkennen is – uitgedrukt in de woorden van de christelijke mysticus Meester Eckehart – het goddelijke vonkje in het hart Waarbij niet ‘wij’ het vermogen bezitten om te erkennen, maar wij kunnen in het goddelijke erkennen binnentreden., dat de innerlijke eenheid voorbij alle woorden kan herkennen. Het ligt aan ieder persoonlijk om de dingen in dit innerlijke licht te beschouwen en dat te volgen. Het ligt dan ook aan de individuele levenspraktijk van ieder mens, wat anderen van (zijn) religie vinden, wat anderen over het menszijn en over God denken. En dit is in een veel meer omvattende zin wáár, dan men op het eerste gezicht zou denken.

 

De innerlijke weg van beide religies

De diepte van de gemeenschappelijkheid van islam en christendom ligt in het goddelijke zaad waaruit zij beide zijn ontkiemd. In beide religies zijn er altijd innerlijke wegen geweest die door mystici en gnostici De laatsten heten in de islam ârifûn. gegaan werden en worden. De mystici zoeken de goddelijke geliefde in eerste instantie met het hart, en de gnostici trachten zichzelf te veranderen door kennis van God. Beiden weten dat ze God in het leven kunnen ontmoeten. Op hun weg kunnen zij ook elkaar ontmoeten – in groeiend begrip en tenslotte als vrienden en medegenoten op de weg.

Wat verenigt nu de mensen die binnen het christendom en binnen de islam een innerlijke weg gaan? Ook al kun je hier niets veralgemeniseren – want juist daar waar ieder mens zijn weg in het innerlijke licht zoekt en gaat, ontstaat een grote verscheidenheid –, toch zijn er gemeenschappelijke kenmerken.

Waar God niet als persoon wordt gezien, niet als wetgever, zelfs niet als alleen maar een “schepper”, daar verwijdt zich de blik op het goddelijke mysterie. God, die onafhankelijk is van de werelden, is niettemin in alle mensen, in alle dingen en alle handelingen. Zo verklaart Ibn Arabi (1165-1240), de “grootste sjeik” van de soefi’s.

Hij is u nader dan uw halsslagader,

zegt de Koran 50:16. En

Waarheen je je wendt, daar is Gods aangezicht 2:115.

Maar hoewel Hij identiek is met de dingen, zoals Ibn Arabi verder uitlegt, zijn de dingen – en mensen – niet identiek met Hem Futuhat al Makkiyah III 384.18. Als een puur fysiek wezen met een denken en gevoelens die zich alleen maar op de materie richten, is de mens nog niet begonnen om zijn door God verlangde menszijn te verwerkelijken. Want hij moet een volkomen mens worden, een insan al kamil. God heeft zijn eigenschappen in de 99 mooiste namen gekleed, en wie God liefheeft, reist naar hem door Zijn namen. Staat er aan het einde van deze reis, nadat het ik (fanâ’) is opgelost en de mens opnieuw in God gegrondvest is (baqâ’) de volkomen eenheid, omdat God het enige ware zijn is? Beperken we ons tot een aanwijzing. God spreekt:

Als ik hem [de mens] liefheb, ben ik het oog waardoor hij ziet, en het oor waardoor hij hoort. Hadith Qudsi

De christelijke mystici hebben een soortgelijke visie ontwikkeld. Meester Eckehart die zowel Averroes (Ibn Rushd) en Avicenna (Ibn Sina) als Moses Maimonides gelezen had – dus veel tot de dwarsverbindingen tussen soefi’s, kabbalisten en christelijke mystici heeft bijgedragen. (1260-1328) formuleert deze ruwweg als volgt: Achter de scheppergod van de Bijbel staat de godheid, een hoogste, ongeschapen Zijn: de Ungrund. En de zielegrond van de mens waarin dat goddelijke vonkje oplicht, is daar één mee. God is het zijn van alle schepselen, maar wij mensen moeten de toegang tot dit zijn eerst nog vinden. Jezus Christus is het voorbeeld van de volmaakte mens, en ieder mens kan door liefde tot een zoon van God worden. In liefhebben en erkennen ligt de weg daarheen – vanuit de zielegrond. Zo verlicht de liefde de mens en redt de ziel van de dood. Deze toestand beschrijft Meester Eckehart zo:

Het oog, waarin ik God zie, is hetzelfde oog waarin God mij ziet; mijn oog en Gods oog, dat is één oog en één zien en één erkennen en één liefhebben.Uit de preek Qui audit me, non confundetur, in Meester Eckehart, Deutsche Predigten und Traktate. Uitgegeven en vertaald door Josef Quint, München 1995.

Uiteindelijk geldt:

De geliefden hebben geen religie buiten God.Rumi, exacte vindplaats onbekend.

Print Friendly, PDF & Email

Deel dit artikel

Artikel informatie

Datum: oktober 10, 2017
Auteur: Carin Rücker (Germany)
Foto: Pixabay CC0 License

Featured image: